Achtergrond
Een osteosarcoom is een zeldzame vorm van botkanker die ontstaat in het botweefsel. Het is een agressieve tumor die meestal voorkomt in de lange botten van het lichaam, zoals de dijbeen, scheenbeen of bovenarm. Osteosarcomen ontstaan vaak bij kinderen en jongvolwassenen tussen de 10 en 30 jaar oud, maar kunnen op elke leeftijd voorkomen. Een osteosarcoom is de meest voorkomende soort botkanker: 3 van de 10 mensen met botkanker hebben een osteosarcoom.
Een osteosarcoom kan uitzaaien naar andere delen van het lichaam, zoals de longen of andere botten. De kans op uitzaaiingen is groter bij hooggradige osteosarcomen, dat wil zeggen dat de tumor erg agressief is. De exacte oorzaak van osteosarcomen is niet bekend en het is niet erfelijk.
Symptomen
Symptomen van een osteosarcoom kunnen zijn:
- Pijn. Meestal begint het met pijn aan het bot, die geleidelijk erger wordt. De pijn is er ’s nachts, tijdens het bewegen of in rust.
- Zwelling. Er kan zwelling zijn op de plek van de tumor, de zwelling kan geleidelijk toenemen in grootte.
- Botbreuken. Osteosarcomen kunnen leiden tot spontane botbreuken, dus zonder duidelijke oorzaak.
- Problemen met bewegen. Als de tumor aan het uiteinde van een bot zit, kan het bot op die plek veranderen. Hierdoor kan het gewricht waar de tumor in de buurt zit moeilijker bewegen.
Diagnose
Een van de eerste onderzoeken die je krijgt als er iets aan de hand lijkt met je bot, is een röntgenfoto.
- Röntgenfoto. Op een röntgenfoto is te zien of er een tumor in het bot zit, of als er iets anders aan de hand is. Soms is ook te zien of de tumor goedaardig of kwaadaardig (kanker) is.
- MRI-scan. Na de röntgenfoto krijg je bijna altijd een MRI-scan. Op de scan kan de radioloog precies zien waar de tumor in het bot zit en hoe uitgebreid hij is. Dit is belangrijk om te weten voor de behandeling.
- CT-scan. Soms vraagt de arts ook een CT-scan aan. Bijvoorbeeld als je bot gebroken is of als het bot is aangetast door de tumor. Met een CT-scan kan de arts de kwaliteit van het bot goed beoordelen.
- PET/CT. Voor het vaststellen van uitzaaiingen wordt een PET/CT gemaakt. Eventuele uitzaaiingen kunnen doormiddel van een speciale camera worden aangetoond. Vaak wordt het onderzoek gecombineerd met een gedetailleerde CT-scan van je lichaam.
- Biopsie. Als je een verdenking op een osteosarcoom hebt, doet de arts altijd nog een biopsie. De arts haalt een stukje van de tumor weg om te laten onderzoeken. Het onderzoek doet de patholoog. Na het onderzoek is het zeker of het om een osteosarcoom gaat.
Behandeling
Bij een osteosarcoom krijg je misschien een operatie of chemotherapie. Vaak krijg je een combinatie van behandelingen. De behandeling van een osteosarcoom hangt af van verschillende factoren, zoals de grootte en locatie van de tumor. Het maakt hierbij uit of de tumor laaggradig of hooggradig is. Ook is het belangrijk of er uitzaaiingen zijn.
De meest voorkomende behandeling van een hooggradig osteosarcoom is:
- Chemotherapie. Dit is een behandeling met medicijnen die de kankercellen doden en de verspreiding van de ziekte voorkomen. Chemotherapie wordt vaak gebruikt in combinatie met chirurgie. Doorgaans wordt er zowel voor als na de operatie chemotherapie gegeven.
- Operatie. Dit omvat het verwijderen van de tumor en een deel van het omliggende weefsel om ervoor te zorgen dat alle kankercellen zijn verwijderd. Na de operatie is het soms nodig om het bot te reconstrueren met protheses of bottransplantaten.
Bij een laaggradig osteosarcoom krijg je meestal alleen een operatie. Dit omdat de tumor minder agressief is en langzaam groeit.
Behandel resultaat
Bij een osteosarcoom hangen de vooruitzichten af van verschillende factoren zoals de aanwezigheid van uitzaaiingen, de mogelijkheid om de tumor te verwijderen en het effect van de chemotherapie. Na de behandeling blijft de patiënt lange tijd onder controle bij de arts, vooral in het eerste jaar na de behandeling. De controles zijn frequenter bij kinderen. Tijdens de controles wordt gecontroleerd op herstel en terugkeer van de tumor en uitzaaiingen met behulp van een MRI-scan en een longfoto.